De coming-out van de fotograaf viel min of meer samen met mijn start in het management van de gezondheidszorg. Voor de manager bleek de inspiratie van de kunstenaar vruchtbaar. Maar op de fotograaf werkte de GGD-directeur uiteindelijk slecht uit. De inperking van de vrije ruimte bleek te groot. Na een paar kleinere solotentoonstellingen, beleefde de fotograaf zijn finest moment met een expositie in december 1991 in Galerie Fotomania te Rotterdam. (essay Melchior de Wolff) en een recensie in de NRC. Met een tentoonstelling in Galerie Open Space te Amsterdam kwamen de publieke activiteiten van de fotograaf in maart 1996 voor langere tijd tot stilstand. Sinds enkele jaren klopt hij echter weer stevig aan de deur.
mijn fotograaf in de loop der jaren:
Voorafgaand aan een wereldreis, werd ik in 1995 gevraagd om na terugkeer een tentoonstelling te maken over het thema ‘fotografie en reizen’. Ik besloot daarom al mijn drie camera’s mee te nemen op reis. Niet alleen die zware Pentax 67 met zijn middenformaat, maar ook mijn oude Nikon kleinbeeldcamera en het net gekochte pocket cameraatje van Olympus. Het werd een onverwachte ontdekkingstocht langs verschillende manieren van kijken. Bij het maken van de foto’s tijdens de reis, werd mij langzaam duidelijk dat mijn keuze voor een camera samenhing met hoe ik op zo’n moment naar mijn omgeving zag en ervoer. Terug in Nederland herkende ik drie verschillende manieren van kijken in de foto’s. In een klein essay bij de expositie gaf ik ze drie namen: de mannelijke manier van kijken, de vrouwelijke manier van kijken en 'de blik van de hengelaar'. De drie soorten foto’s die hier het resultaat van waren, presenteerde ik parallel, maar elk op hun eigen wijze, in de galerie:
(uit: Verderop, over reizen en fotografie - Erik Lieber, maart 1996)
" Als eerste manier van kijken naar het landschap zou ik willen onderscheiden de spiedende, bazige blik, gericht en onderscheidend. Ik noem het een mannelijke manier van kijken. Het is het kijken van het intellect, de blik van de geest. Het is ook de manier van kijken van de toerist tijdens de voortdurende verplaatsing. Het levert kiekjes op die u in een eindeloze band achter me ziet. Foto’s van de voorkant van het toeristische landschap, utopia, de geïdealiseerde waarneming van het landschap. Je zou deze manier van kijken en fotograferen misschien kunnen typeren als de verovering van het landschap, het inkaderen van de natuur door de cultuur.
De tweede manier van kijken is de ongerichte, onwillekeurige blik, dobberend, broeierig, ondermijnend. Ik noem dit een vrouwelijke manier van kijken. Het is het kijken van het onderbewuste, het zien van de ziel. Dit is ook de manier van kijken van de reiziger, te onderscheiden dus van de toerist. Het levert de ingelijste foto’s achter mij op. Foto’s van de achterkant van de illusie, ‘wasteland’, ‘dystopia’, de ware aard van het landschap. Omdat deze tweede manier van kijken leidt tot wat ik als mijn ‘eigenste’ foto’s ervaar, wil ik daar kort een uitstapje naar maken. Het zijn niet de foto’s van iemand die een schreeuwende heroïsche boodschap kwijt wil. Niet de foto’s van een profeet, een smeder van geschiedenissen, iemand die in z’n hoofd woont. Het zijn de foto’s van de gedachteloosheid zoals Maurice Nio het noemde. Ze vernietigen echter de vanzelfsprekendheid van het bestaan. "Herken wat zich onder uw ogen bevindt, dan zal wat verborgen is u geopenbaard worden", aldus het Evangelie van Thomas.
Susan Sontag schreef zo'n vijftien jaar geleden in haar Against Interpretation: "In a culture whose already classical dilemma is the hypertrophy of the intellect at the expense of energy and sensueel capacity, interpretation is the revenge of intellect upon art" Ook stelt zij: "Transparency is the highest, most liberating value in art today. Transparence means experiencing the luminousness of the thing in itself, of things ben what they are." Transparantie, het laten zien wat is. Het doet mij denken aan wanneer Lyotard het heeft over het verhevene. Dan spreekt hij over de situatie waar er sprake is van een immense uitdaging aan het verbeeldingsvermogen, maar waarbij de verbeeldingskracht er niet in slaagt om vat te krijgen op hetgeen zich toont. De spanning tussen wat zich presenteert en niet te vatten is en waar alleen maar naar verwezen kan worden. In het presenteerbare toont zich iets dat niet presenteerbaar is. De transparantie in mijn eigenste foto’s gaat samen met het feit dat er doorgaans geen handeling in de foto zit, in ieder geval geen plot. Maar toch ontkwam ik er niet aan om juist dat beeld vast te leggen. Het gaat bij mijn foto’s dus om even onbedoelde als onvermijdelijk vastgelegde beelden. Plotloze beelden die blik en gedachten laten dobberen en het bewustzijn betekenis bieden zonder begrip. En het gaat natuurlijk over het landschap van mijn eigen dromen, het landschap voor het nog niet vertelde verhaal.
Een derde vorm van kijken is een mengvorm van de eerste twee, van de mannelijke en vrouwelijke manier van kijken. Het is een soort staccato-blik, de manier van kijken van een zapper. Een ongerichte, dobberende, bijna dommelende blik die automatisch scherp stelt als dat waar de eigenaar op wacht, in beeld verschijnt. Het is zoals Piet Meeuse het noemt, de blik van de hengelaar. Het is ook de blik van de toerist die alleen kijkt als 'ie iets ziet waar hij voor kwam. En die wil laten zien dat ‘ie het gezien heeft: ‘Kijk daar, dat ben ik!’ Het levert afdrukken op van Prestoprint waar je mee thuis kunt komen. En, dat is het paradoxale, waar je voortaan mee thuis kunt blijven. Met het reizen is de ruimte vervlogen en de tijd die resteert is met deze foto stil gezet. En dat staat thuis allemaal voor altijd op de schoorsteenmantel."
het kijken
1. wat is de manier van kijken van de fotograaf in mij?
(zie ook
‘Verderop’:) “Het is een ongerichte,
onwillekeurige blik, dobberend, broeierig, ondermijnend. Ik noem dit een
vrouwelijke manier van kijken. Het is het kijken van het onderbewuste, het zien
van de ziel. Het levert de foto’s op van de achterkant van de illusie, ‘wasteland’,
‘dystopia’, de ware aard van het landschap. Het zijn niet de foto’s van iemand
die een heroïsche boodschap kwijt wil, niet de foto’s van een profeet, een
smeder van geschiedenissen, iemand die in z’n hoofd woont. Het zijn de foto’s
van de gedachteloosheid zoals Maurice Nio het noemde. Ze vernietigen echter de
vanzelfsprekendheid van het bestaan.”
2. wanneer maak ik een ‘eigenste’ foto?
Mijn ‘eigenste’ foto’s kan ik slechts maken wanneer mijn hoofd leeg
is, ik geen last heb van denken of willen. Alleen dan ontstaat er ruimte voor
een visuele ervaring die me opeens een foto kan doen maken. Een ervaring die me
ongepland op díe plek en op dát moment raakt en elementen in/van mij
in resonantie brengt. Het zijn dus even onbedoelde als onvermijdelijk
vastgelegde beelden.
het fotograferen
3. wat fotografeer ik dan
eigenlijk?
Ik
fotografeer het alledaagse in het leven, het niet-nieuwswaardige. Het onderwerp
daarbij is doorgaans (de ingreep van) de mens en/in zijn landschap, het ‘man-altered landscape’, het spanningsveld tussen cultuur en
natuur.
4. hoe komt zo’n foto tot stand?
Met de camera waarmee ik fotografeer wil ik ‘de
werkelijkheid’ zo straight mogelijk kunnen vastleggen. Dat betekent in kleur,
met een standaard objectief, een goede resolutie en beschikbaar licht. En
zonder achteraf correcties in de digitale doka.
Wanneer ik geraakt wordt door de genoemde visuele ervaring en deze op mij in
laat werken, ga ik langzaam op zoek naar het beeld, de framing die mijn ervaring het beste
vastlegt. Tijdens dat proces lijkt er soms een dusdanig verbinding ontstaan met
wat ik zie, dat er sprake kan zijn van een zekere transcendente ervaring. Stephen Shore beschrijft vermoedelijk iets
soortgelijks wanneer hij spreekt over “what the
world looks like in a state of heightened awareness.” Met het indrukken van de ontspankop vervluchtigt deze ervaring meestal
snel. Zo snel, dat ik haar ben vergeten totdat ik de opname thuis weer op mijn
scherm zie verschijnen.
de foto
5. wat zijn de (formele) kenmerken van de foto?
Mijn
foto’s kenmerken zich vaak door een (onbewuste) verdeling in twee of meer
vlakken. In de breedte met linker en een rechter vlak, en/of in de diepte, met
een voorste vlak een of meer andere vlakken’. Dit blijkt vaak een diepte in het
platte vlak van de foto op te roepen of juist de ongrijpbaarheid daarvan.
Waarschijnlijk versterken dergelijke ‘coulissen’ in de breedte en/of diepte, de
ervaring van het beeld als dat van een toneel. De werkelijkheid dus op het
toneel.
6. wat toont zo’n opname?
Zo’n
opname toont niets meer maar ook niets minder dan een uitsnede uit de
alledaagse en voor iedereen zichtbare ‘werkelijkheid’. Vaak even banaal als
basaal. Meestal is er ook geen handeling te zien en evenmin een plot te
ontdekken. De foto verwijst slechts naar zichzelf, herbergt geen evidente
boodschap of bedoeling en is niet eenduidig te interpreteren.
het zien
7. hoe wordt de foto gezien?
Kijkers en kopers van mijn foto’s beschrijven
geregeld een
gevoel van herkenning, echter van iets wat niet goed grijpbaar is. Een andere
ervaring van de alledaagse werkelijkheid. Vaak ook met de vraag wat er eigenlijk gaande is of waarom deze foto eigenlijk is
gemaakt. Zoals een recensent het ooit beschreef: ‘Het zijn de foto’s van het
niet vertelde verhaal’. Wie weet fungeert de foto met het bovengenoemde beeld
van een toneel als een projectiescherm voor de kijker. Een projectiescherm voor
‘zijn nog niet vertelde eigen verhaal'.
Vivo d'Orcia, Toscane
26 juli 2009, naamdag Sant'Anna